Bouwmethode gebouwen
Al vanaf 1970 bouwde ik huisjes van karton. Ik tekende mijn gebouwtjes op 5mm-ruitjespapier aan de keukentafel. Daarna knipte ik resten teakfineer uit die ik op plakte. Twee ruitjes van mijn papier stelden één verdieping voor, boven een raam, onder een muur. Zonder het te weten werden die gebouwen ongeveer 1:220.
Maar als kind van twaalf wist ik niet dat de firma Märklin op een dag speciaal voor mij treinen en allerlei boeiende dingen zou gaan produceren. Zij noemden het miniclub en schaal Z.
Nu, vijftig jaar en tientallen huisjes later heeft dat een hele evolutie doorgemaakt. Naast de fictieve geschiedenis van het land Thalgau, is er dus een geschiedenis van het bouwen opZ. Ik heb ze hier globaal in perioden gedeeld waarin ik volgens een bepaalde methode werkte.
Methode F: karton & fineer
Mijn eerste landhuis is nu al over de vijftig. Hij is getekend op ruitjespapier en op een oude schoenendoos geplakt. Van mijn vader kreeg ik resten teakfineer die ik in stroken van 5mm knipte. Later kreeg ik de beschikking over inkt en trok ik de raampjes over. Elke verdieping is 10mm hoog en de nok van het dak precies 30mm. Op de zijaanbouw zit nog het oude fineerdakje, maar dat van het huisje is vervangen omdat het fineer versplinterde. Het is van rood karton met getekende dakpannen. De groene luikjes van plastic hield mijn vader over van een N-huisje. Die plakte ik er later aan. Tegenwoordig is dit huisje onderdeel van het diorama Heuvelhalte.
Voorbeelden van Methode F zijn:
De Korenkap van fineer
Hoffmanns vakwerkhuis in de wijk Thalfluss. (karton & fineer)
Methode K: kunststof opleuken
Toen ik in 1973 met mijn krantenwijkje een klein vermogen ging verdienen investeerde ik dat al snel in Faller- en Vollmer onroerend goed. Ik bouwde in deze tweede periode rechtstreeks uit de doos. Het bekende Kibri Gasthaus ‘Weißes Rößl’ (6824) is er zo één.
Het had vakwerk van opgeplakte stickers. De merkwaardig dikke regenpijp en het hekwerk verraden dat het eigenlijk een verkleind ontwerp is. De eerste Z-modellen waren toen niet veel meer dan verkleinde N-huisjes. De details vielen daardoor grof uit. Dat moest dus mooier. Eerst begon ik de bestaande modellen nog op te leuken met andere materialen. In de ramen tekende ik zelf het interieur. Links naast de deur kwam een schild. Het Mariabeeld op de hoek is van twee componenten kit geboetseerd. Maar al na korte tijd boeide dat doosje bouwen niet meer: iedereen had nu ‘mijn’ huizen!
Methode K+: kunststof kitbashen
Al gauw ontdekte ik dat er veel pakketten ook niet bestaande gebouwen voorstelden. Dus haalde ik zo’n pakket uit elkaar en verzon mijn eigen huizen. Bij gebrek aan Z-bouwpakketten waren dat dozen op schaal N, waar ik dan meerdere Z-huizen uit kon maken. Zo bouwde ik een villa met trapgevels uit een half N-huis.
De etages werden verkleind naar schaal Z. De voor- en achtergevel werden samen om een hoek gelijmd. De trapgevels en balkons werden erover verdeeld.
De andere helft van het huis is gecombineerd met fineer tot een vakwerkhuis van ongeveer dezelfde grootte. Het is allemaal fantasie, maar toch welkom in mijn wereld opZ.
Methode P: porselein
In 1993 ontdek ik het grote voordeel van vormgeven in porselein. Opeens creëer ik de muren en daken van zelfhardend porselein. Ik begon echt álles uit porselein te bouwen, zelfs het hout-, vak- en hekwerk. Ik bouwde naar tamelijk precieze tekeningen op papier, maar bij het drogen moest ik rekening houden met een paar procent krimp. Ik bouwde slot Rosenthal dus geheel van porselein.
Ook het vakwerk, de vensters en de hekwerken. Een bouwwerk van 100% porselein ziet er weliswaar mooi uit, maar is zeer fragiel. Bovendien kost het veel tijd om dergelijke vakwerk te maken, laat staan te repareren. Muren, daken en vakwerk worden vervolgens beschilderd met acrylverf, wat ook een behoorlijk tijdrovende bezigheid is. De boom, een oude eik, is van buxuswortel gemaakt. Dat porseleinen vakwerk staat me eigenlijk niet meer zo aan...
Methode R: realistische materialen
Ongeveer rond 2003, besluit ik te bouwen met materiaal dat zoveel mogelijk de werkelijkheid benadert, dus muren van porselein, vakwerk van hout, hekwerk van metaal, etc. Voor deze nieuwe techniek, het bouwen uit realistische materialen, heb ik ook een nieuw hulpmiddel, digitaal tekenen.
Thalbrück
In 2019 nam ik een diorama onder handen dat de historie van mijn (porseleinen) kathedraal voorstelt, een Freilchtmuseum. Dat diorama is er twee maal, in twee fasen. De eerste fase gaat over de post-Romeinse tijd, de tweede over de middeleeuwen. Na vele bezoeken aan openlucht musea maakte ik realistische tekeningen voor de eerste fase. Nu ontstonden gebouwen uit hout en materialen die zo dicht mogelijk de werkelijkheid benaderen. Een molensteen werd van steen, een palissade van hout, etc. Er kwam een houten boerderij, een kerkje, een wagenmakerij, een houtvesters huis een kaasmakerij en een Speicher. Diens voorbeeld staat in het Freilichtmuseum Kommern. Deze voorraadschuur heeft echt houten balken, gordingen, schoren en een realistisch strodak.
Nu moet je je purisme soms bekopen met een builders bloc. Hoe zou je bijvoorbeeld de ketting van een ophaalbrug opZ uit metaal moeten smeden. Dat brengt ons bij de meest recente methode van bouwen.
Een voorbeeld van methode R is de bouw van een Speicher met realistische materialen.
methode H: hybride bouwen
De laatste tijd haal ik uit alle voorgaande methoden weer de voordelen en zet die om in één nieuwe bouwmethode.
Zo valt er nog altijd veel te zeggen voor karton en fineer. Over kunststof ben ik weliswaar niet altijd enthousiast als het om gebouwen gaat (bij treinen wel). Muren en massieve stenen formaties maak ik nog altijd het mooist uit zelfhardend porselein. Voor de kleinste, vaak technische details haal ik dan weer metaal te voorschijn. Een ketting maak ik met ingedraaid koperdraad van 0,05mm.
De Thal Brück, van alles wat
Naar de middeleeuwse Thal Brück, is de stad Thalbrück in de Thallgau genoemd. Die brug is gemaakt van allerlei materialen en is een onderdeel van het diorama Thalbrück. De muren en hun bosseringen zijn van karton. De dakspanten, de ramen en het brugdek zijn van hout. Die brug wordt opgehaald meteen ketting. Hier is dat nog een draadje garen, maar het wordt dus een ketting van metaal.
Mijn volgende project is fase twee van het Freilichtmuseum. Dat is de bouw van de middeleeuwse burcht. Wie weet ontdek ik tijdens de bouw daarvan wel weer zoveel nieuws dat er nog een methode ontstaat. Maar daarover dan later....